Kiran, een jonge twintiger, voelde zich al een poosje verloren; donkere gedachten overvielen hem steeds vaker. Vanwaar kwamen die donkere gedachten, want een jaar geleden had hij het gevoel zijn leven helemaal onder controle te hebben. Een goed student, een volgzame zoon, leerling en vriend. Hij zette, om niemand ongerust te maken, zijn masker op: de olijke vrolijke steeds goed gemutste Kiran, op weg om een schitterende carrière op te bouwen, geliefd door iedereen met wie hij in aanraking kwam.
‘Wat hebben we toch geluk,’ vertelden zijn ouders aan wie het maar wou horen ‘, een lieve zoon, een meer dan gemiddeld goedwerkend brein, geliefd door iedereen.’
Wat zijn ouders niet wisten was dat hem steeds vaker een niet te definiëren onbehaaglijk gevoel bekroop. In gesprekken met mensen, dacht hij soms anders dan hij liet uitschijnen. Hij wou niemand kwetsen, en knikte met de massa mee. Maar diep in zijn hart, voelde hij het anders. Ondanks Kiran heel verstandig was, zo werd hij door de buitenwereld gezien, voelde hij zich emotioneel versnipperd. Hoe kon hij dat in hemelsnaam uitleggen, als hij het zelf nog niet eens begreep, maar dat hij zich zo voelde was iets waar hij niet meer omheen kon. ‘Ik moet me vermannen, sterker worden, me niet als een watje gedragen’, maakte hij zichzelf overtuigend wijs.
Hij had al een en ander gelezen rond dromen, en sommige dromen herinnerde hij zich niet, alleen die nacht, werd hij gillend wakker. Zette zich stokstijf recht in bed, met een beangstigend verhoogde hartslag, gooide zijn benen over de rand van het bed en herinnerde zich iets wat hij had gelezen rond ‘aarden’. ‘Ok’, sprak hij tot zichzelf, nog steeds onder de indruk van zijn droom, rustig in en uitademen, in en uit, in en uit. ‘Hé’, suste hij zichzelf, ‘ het werkt’!
Van die droom kon hij zich niets meer herinneren, maar dat het akelig was….van slapen kwam er niet meer veel terecht. Het moest iets betekenen, maar wat?
‘Loslaten’, had hij wel eens gelezen in een of ander tijdschrift, ‘ hoe doe je dat?’ ‘Ja, loslaten,, wat dan, ik heb het goed, ik doe het goed, ik ben een allemansvriend, ik doe zelfs geen spin kwaad, waarom schiet ik niet eens uit mijn sloffen, waarom zeg ik tegen alles en iedereen ja, terwijl ik een neen voel,’ ging er door zijn snel op elkaar volgende gedachten.
Gelukkig hadden zijn ouders zijn schreeuwen niet gehoord, de dag begon zoals elke dag, met een samen ontbijten, de plannen van de dag snel overlopen, nog even naar de radio luisteren, ‘alweer het zoveelste geval van agressie’, verzuchtte zijn moeder, ‘ waar gaat het in de wereld naartoe. Kiran trok schoolwaarts, zijn ouders naar hun werk en met een ‘bye, tot vanavond, doe je best….’ zwaaiden ze nog even kusjes door de lucht. De dag was al uren geleden begonnen voor Kiran en voelde zich eigenlijk best moe.
De dag ging voorbij en hoe! Uit het niets hapte Kiran tijdens een lesuur naar adem, zijn ademhaling ging zo snel en zat zo hoog in zijn borstkas, dat hij in een mum van tijd hyperventileerde.
Leerlingen sprongen verrast uit de banken en gelukkig wist zijn leerkracht hoe ze Kiran tot rust kon brengen. Toevallig was zijn leerkracht ook opgeleid tot ademcoach. Een gesprek met die leerkracht bracht wat meer helderheid.
Kiran deelde zijn gevoel van ‘gevangen zijn ‘ in een beeld van perfectie, wat zijn leerkracht herkende. Ze liet hem een aantal mogelijkheden zien, erover na te denken, en er later op terug te komen. Gerustgesteld dat hyperventilatie symptomen zijn, maar geen ziekte, ging het voor de rest van de dag best goed.
Maar Kiran was een jongeman, die steeds meer naar verbanden zocht. Hij moest er niet aan denken zijn ouders te verontrusten, want ze waren nu al zo bezorgd bij het minste wat er gebeurde.
Wekelijks bezocht hij de nabij gelegen bibliotheek en verslond uren met het zoeken naar….antwoorden. Woensdagavond, tegen sluitingstijd, botste hij in zijn gehaast zijn tegen een dame die al even gehaast leek te zijn. ‘Oeps, sorry, ik was de tijd vergeten, en de deur gaat zo meteen sluiten,’ excuseerde Kiran zich.
De vrouw glimlachte hartelijk en stoorde er zich duidelijk niet aan. ‘Kan gebeuren hé…wat is jouw naam’, vroeg de vrouw, want ze had Kiran wel opgemerkt, met zijn neus in de boeken verdiept.’
‘Hé, ja, sorry nogmaals, voor mijn lompe gedrag….mijn naam is Kiran.’ Ze keken elkaar aan en het leek er wel op alsof ze zijn vraag in zijn ogen kon lezen. ‘ Aangenaam, Kiran, je mag me aanspreken met Amika’, terwijl ze haar hand uitstak.
‘Vlug naar buiten nu, want de deuren sluiten zo’, lachte Amika.
‘Zullen we een eindje samenlopen of een drankje doen’, stelde Amika voor.
Dat drankje zag Kiran helemaal zitten, na enkele uren in de bibliotheek te hebben geneusd tussen al die boeken, zijn flesje was hij vergeten , had hij echt wel dorst gekregen.
‘Ok, super, dan gaan we wat verderop, daar is een leuke tent, gezellig én rustig, want ik hou niet van teveel lawaai’, vertrouwde Amika hem toe. ‘ Dat treft, Amika, ik houd zelf ook van de stilte, de rust, in tegenstelling tot mijn vrienden, die me wel eens een een vreemde vogel vinden.’
Amika zag al snel een rustig plekje om te zitten omgeven door sierlijke groene planten, prachtige kwartskristallen, het zachte stromen van kleine fonteintjes, de warme aankleding van deze plek, waardoor je je heel welkom en geborgen kon voelen, creëerden een feeërieke sfeer. Amika wenkte met geestdriftig gebaar om haar te volgen.
‘ Zo’, sprak Kiran, ‘ wat een heerlijke plek, hoe komt het dat ik die plek nog niet eerder had gezien’? Maar goed, NU was het belangrijkste moment, dacht Kiran waarop Amika synchronisch antwoordde, alsof ze zijn gedachten kon oppikken, ‘ Nu is het belangrijkste wat er is.’
Amika en Kiran vertelden wat hen bezig hield in het leven, luisterden naar elkaar, er was zoveel gemeenschappelijks in wat ze herkenden in hun leven, alsof ze elkaar al heel lang kenden. Zo vertrouwd voelde het. Ook al was Amika ruim 10 jaar ouder, hun leeftijdsverschil deed er niet toe.
‘Amika,’ vervolgde Kiran het gesprek , ‘ heb jij dat nou ook, dat je tegen iets aanloopt heel diep van binnen, wat anderen niet weten van jou , wat je misschien zelf niet weet wat dat is, het gevoel dat je een rol speelt, maar niet echt helemaal jezelf bent.’
In gedachten verzonken liet ze haar blik glijden over de kristallen die straalsgewijs oplichtten. Kiran verontschuldigde zich voor zijn vraag, want dat was eigenlijk wel best gewaagd om zo’n vraag te stellen aan iemand die hij pas kende en toch weer niet zo pas in zijn gevoel. ‘ Neen,’ antwoordde Amika dieper oogcontact makend met Kiran, ‘ ik weet wat je bedoelt. In no time zat ik terug in mijn verleden, zag ik beelden van mezelf hoe ik jarenlang een masker opzette om aan perfectie te voldoen. Tot ik ziek werd. ‘Ziek worden is mijn redding geweest,’ vertelde Amika.
‘Mijn weg naar genezing was meer dan fysiek genezen, alleen was dit het resultaat van me te laten passen in een beeld van hoe mensen me het liefst zagen. Ik werd dat beeld. En ik dacht dat dit beeld perfect was tot het me duidelijk werd dat ik me vereenzelvigd had met een beeld, niet met de mens die ik was en ben. Het was een moeizame weg naar genezing, omdat ik besefte veel mensen te ontgoochelen, die me dierbaar waren. Mensen die ik niet wou verliezen en toch moest laten gaan.’ Krian luisterde en hoezeer hij ook probeerde zijn tranen tegen te houden, als fijne riviertjes stroomden ze zachtjes over zijn wangen. Hij liet het gebeuren. Het was al zolang geleden dat hij de zilte smaak van zijn tranen nog had geproefd.
‘ En je bent nu helemaal genezen, ‘vroeg Kiran fluisterend, alsof praten over ziekte en alles wat eromheen hangt, een zwaar geladen onderwerp is. Bij Kiran thuis is dat onderwerp taboe, net zoals alles wat met de dood te maken heeft. ‘Het leven moet geleefd worden,’ vonden zijn ouders en vrienden. ‘Stop met al die negatieve gedachten, want je wordt er niet vrolijker van.’ En dat was dat. Goed bedoelingen ten spijt, maar het werkte niet meer op die manier voor Kiran.
‘ Hoe maak ik me los van dat beeld dat ik niet helemaal ben of zelfs helemaal niet ben,’ vroeg Kiran. ‘Hoe heb jij dat gedaan?’
‘Lieve Kiran, middels mijn ziek worden, en de hulp ik die kreeg van mensen die zelf hun helingsweg hadden doorlopen, ontstond ruimte voor datgene wat ik jarenlang had verborgen voor mezelf en daardoor ook verborgen bleef voor mijn omgeving. Ik was er me heel lang niet van bewust. Zoals ik jou begrijp, ook al ben je niet ziek, ontdek je dat het beeld wat van jou is gemaakt, niet meer kloppend is met wie je werkelijk wilt zijn en wie je werkelijk bent.’
‘Dat klopt als een zwerende vinger,’ beaamde Kiran. ‘En nu, wat moet ik doen met dit alles?’
Er viel even een niet ongemakkelijk moment van stilte maar ruimte, alsof er door dit gesprek iets aan het verschuiven was in het Veld. Haast als een begin van een heel-wordings-weg.
‘Zal ik jou een verhaal vertellen over de schaduw en het licht , Kirian’, stelde Amika uitnodigend voor.
‘ Nou, ik ben een en oor,’ glimlachte Kiran enthousiast, alsof hij ‘wist’ dat dit wel eens de eerste stap naar zichzelf kon worden.
Amika begon het verhaal, terwijl Kiran zijn stoel wat dichterbij zette.
‘Lang geleden bestonden er twee krachtige wezens, Lumina, de geest van het licht, en Umbra, de geest van de schaduw. Ze waren broers en zussen, geboren uit dezelfde kosmische energie, maar ze waren zo verschillend als dag en nacht.
Lumina bracht warmte, helderheid en groei in de wereld. Haar licht verlichtte de paden van alle levende wezens en leidde hen naar hun bestemming. Umbra daarentegen bracht koelte, mysterie en introspectie. Zijn schaduwen boden een ruimte voor rust, reflectie en het koesteren van innerlijke kracht.
Lumina en Umbra leefden eeuwenlang in harmonie, waarbij ze elkaars gebieden respecteerden. Naarmate de tijd verstreek, begonnen de wezens van de wereld echter bang te worden voor Umbra’s schaduwen en associeerden ze met gevaar en kwaad. Ze probeerden de schaduwen te verbannen, in de overtuiging dat alleen licht geluk en vrede kon brengen.
Omdat ze zich afgewezen en verkeerd begrepen voelde, trok Umbra zich terug in de diepste hoeken van de wereld, waardoor Lumina’s licht oppermachtig kon regeren. In eerste instantie verheugde de wereld zich in het eindeloze daglicht, maar al snel begonnen ze te lijden. Zonder de balans van schaduwen werd het land dor en werden de mensen moe en rusteloos, niet in staat om troost te vinden in de constante helderheid.
Toen ze hun vergissing beseften, zochten de wezens van de wereld Lumina op en smeekten om haar hulp. Lumina, wijs en meelevend, wist dat de wereld zowel licht als schaduw nodig had om te gedijen. Ze waagde zich in de diepten om haar broer, Umbra, te vinden.
Toen ze hem vond, omhelsde Lumina Umbra en samen keerden ze terug naar de wereld. Ze lieten de wezens zien dat licht en schaduw geen vijanden waren, maar partners in de dans van het leven. De mensen leerden de koele, troostende omhelzing van schaduwen en de verkwikkende energie van licht te waarderen.
Kiran luisterde aandachtig en voelde dat het verhaal van de schaduw en het licht klopten in zijn hart. ‘Amika’, zei hij, ‘ ik begrijp het nu. Het beeld waarmee ik me geleerd heb te vereenzelvigen, is niet mijn ware Zijn. Ik zie nu hoezeer ik afgesneden ben geraakt van wie ik werkelijk ben als compleet heel mens. Wat ik dus lang heb verborgen om graag gezien te worden, heb ik onbewust verbannen, terwijl het steeds meer en meer aan de oppervlakte kwam.
Mijn schaduwen zijn niet mijn vijanden. Ze zijn een deel van mij en ik moet ze omarmen om evenwicht te vinden.’
Amika knikte gemoedelijk en begripvol. ‘Inderdaad, Kiran. Omarm je schaduwen, want ze bevatten de sleutel tot je innerlijke kracht en groei. Alleen door zowel het licht als de schaduw in jezelf te accepteren, kun je ware vrede vinden. Wat niet in vrede is met jezelf, leg je onbewust neer bij anderen en dat noemen we projecties. Maar er is nog zoveel meer te ontdekken in onszelf, om te worden wie we oorsprongrijk werkelijk Zijn.’
Kiran en Amika waren de tijd uit het oog verloren, alsof de tijd was opgelost in de ruimte, waar het verleden en het heden en de toekomst samenvielen.
Met een’ we zien elkaar heus terug, hier of elders,’ omhelsden Amika en Kira elkaar dankbaar voor wat een eerder als toevallige ontmoeting leek te zijn, wisten ze beiden dat ze op elkaars weg werden geleid. De reis van Kiran kon beginnen.
Opgetogen en vol sprankelende energie keerde hij huiswaarts, waar zijn moeder ongerust op de bank al uren op haar voorbeeldige perfecte zoon wachtte, want dat was Kiran niet gewend nog op dit tijdstip wie weet waar rond te lopen.
Eenmaal thuis, omhelsde hij zijn lieve bezorgde moeder en besefte dat hij de weg naar emotionele spirituele volwassenheid zou bewandelen. Er was geen weg terug. Dat had hij door de ontmoeting met Amika begrepen.
Kiran nam een van de boeken mee naar zijn slaapkamer, en opende een boek dat begon met een citaat van Isabel Allende …. ‘We hebben allemaal demonen in de donkere hoeken van de ziel, maar als we ze aan het licht brengen, krimpen, verzwakken, zwijgen de demonen en laten ze ons eindelijk met rust.’
‘Mooie afsluiter van een diepzinnig emotioneel bewogen dag’, dacht Kiran in zichzelf, en met niet te omschrijven dankbaarheid een onvoorspelbaar onvoorstelbaar geschenk te hebben ontvangen, legde hij het boek op zijn nachttafeltje, doofde het licht en gaf hij zich moe maar hoopvol over aan de nacht.
Liefs, Mieke
Aan ieder die de heelheid in zichzelf als een reis naar binnen begint of begonnen is , weet dat die reis de vele lagen aan beeld-kracht- (ver) vormingen helder laten zien, met het diepste ontzag voor het Ziele Zijn en Wezenheid van ieder op die reis. Bewandel de weg gestaagd, met geduld, met liefde, met respect, met moed, en weet dat er met jou zovelen met niet tegen te houden tred, de schaduw en het licht als een dans naar heel Zijn doorleven.
Alle reacties:
1Lis Reijerman