
1. Het temperament voorbij het etiket
In onze dagelijkse omgang met kinderen en volwassenen worden temperamenten vaak gezien als vaste karaktereigenschappen: “Zij is nu eenmaal druk,” “Hij is een stille denker,” ‘Wat is dat kind opvliegend”, ” Zij is zo sloom en passief”, ‘Zij/hij is zo’n dromer, zwever fantast.”
Binnen de antroposofie wordt het temperament gezien als een ontwikkelingsmogelijkheid. Het overheersende temperament is een spiegel voor zelfkennis — en een uitnodiging om de kwaliteiten van de andere temperamenten bewust te cultiveren.
Misvattingen bij volwassenen die we veelvuldig horen: “Zo ben ik nu eenmaal” ( het is te pakken of te laten, want IK verander niet.) of over medemensen ” Die man, die vrouw, dat kind zal nooit veranderen.”
Het overheersende temperament is een spiegel voor zelfkennis — en een uitnodiging om de kwaliteiten van de andere temperamenten bewust te cultiveren.
Dergelijke uitspraken als hierboven lijken onschuldig, maar verhullen een diepere misvatting — namelijk dat temperament iets onveranderlijks zou zijn. In werkelijkheid is het temperament geen eindpunt, maar een uitnodiging tot groei.
Binnen de antroposofie wordt het temperament niet opgevat als een etiket, maar als een levende uitdrukking van de verhouding tussen lichaam, ziel en geest. Rudolf Steiner verbindt de vier temperamenten — sanguinisch, flegmatisch, cholerisch en melancholisch — met de vier wezensdelen van de mens. Zo ontstaat een mensbeeld waarin het temperament een dynamisch gegeven is, dat zich anders uitdrukt in de kindertijd dan in de volwassenheid.
Bij kinderen is het temperament vaak nog sterk verbonden met lichamelijke en zielsprocessen. Het vraagt om liefdevolle begeleiding, geen correctie. Bij volwassenen daarentegen biedt het temperament een spiegel voor zelfkennis en innerlijke ontwikkeling. De antroposofie nodigt uit om het temperament niet te onderdrukken, maar te transformeren — door oefening, bewustzijn en kunstzinnige werkvormen en zo wordt het temperament geen beperking, maar een poort naar het innerlijk wezen — een weg tot menswording in vrijheid.
2. De Vier Temperamenten in het licht van de Antroposofie
Een geesteswetenschappelijke blik op karakter, ontwikkeling en opvoeding
Zoals de mens antroposofisch gezien wordt als een vierledig wezen — bestaand uit fysiek lichaam, etherlichaam, astraallichaam en het Ik plaatst Steiner de vier temperamenten in menskunde, niet als louter psychologische typologieën, maar als uitdrukking/expressie hoe deze wezensdelen zich tot elkaar verhouden; de temperamenten(leer) krijgt een geesteswetenschappelijke grondslag én een praktische toepassing in opvoeding, zelfontwikkeling en kunstzinnige therapie.
Steiner erkende de oorsprong van de temperamentenleer in het antieke denken (zoals bij Hippocrates), maar schonk er een nieuwe diepte aan. De vier temperamenten worden als volgt gekarakteriseerd:
1. Sanguinisch (lucht): levendig, beweeglijk, sociaal, snel afgeleid
2. Flegmatisch (water): kalm, ritmisch, terughoudend, genietend
3. Cholerisch (vuur): vurig, doelgericht, wilskrachtig, prikkelbaar
4. Melancholisch (aarde): gevoelig, ernstig, diepgravend, teruggetrokken
In de antroposofie ontstaan deze temperamenten uit de onderlinge verhouding van de vier wezensdelen:
Temperament Element Overheersend wezensdeel
1. Sanguinisch: Lucht Astraallichaam
2. Flegmatisch: Water Etherlichaam
3. Cholerisch: Vuur Ik-wezen
4. Melancholisch : Aarde Fysiek lichaam
In de Steinerpedagogie is het herkennen van het temperament een essentiële stap om het kind waarachtig te begrijpen. Niet als etiket, maar als brug naar de ziel. Elk temperament vraagt een andere benadering:
1.Het sanguinische kind leert via afwisseling, beeld en beweging.
2. Het flegmatische kind floreert met rust, herhaling en zorg.
3. Het cholerische kind heeft sterke impulsen nodig, en verantwoordelijkheid.
4.Het melancholische kind verlangt naar begrip en zingeving.
In Steineronderwijs worden soms kinderen met gelijkaardig temperament bij elkaar geplaatst, om via spiegeling zelfregulatie te bevorderen.
Voor volwassenen is het temperament geen vaststaand gegeven, maar een mogelijkheid tot ontwikkeling. Door het overheersende temperament te herkennen, kunnen we innerlijk evenwicht nastreven. Steiner moedigde oefening en zelfscholing aan om de eigenschappen van andere temperamenten bewust te ontwikkelen, bijvoorbeeld:
1. De sanguinicus oefent zich in concentratie en diepgang.
2. De melancholicus zoekt vreugde en lichtheid.
3. De cholericus streeft naar zelfbeheersing en luister.
4. De flegmaticus cultiveert initiatief en aandacht.
Zo wordt het temperament een weg tot zelfkennis en morele groei.
In de kunstzinnige therapie wordt intensief gewerkt met het temperament, via vormtekenen, schilderen, euritmie of muziek:
Temperament Kunstzinnige elementen
1. Sanguinisch: snelle penseelstreken, lichte kleuren, levendige ritmes
2. Flegmatisch: ronde vormen, zachte pasteltinten, kabbelende melodieën
3. Cholerisch: krachtige lijnen, vurige kleuren, percussieve bewegingen
4. Melancholisch: diepe tonen, langzame beweging, donkere kleurgradaties
Op deze manier wordt het temperament niet “veranderd”, maar in balans gebracht door resonantie en tegenkracht.
3. Hoe vertaald zich dit in het onderwijs, leraar tot leerling
Rudolf Steiner gaf in zijn pedagogische voordrachten meerdere levendige voorbeelden van hoe temperamenten zich uitdrukken bij kinderen én hoe leerkrachten daar bewust op kunnen inspelen. Eén bekend voorbeeld komt uit zijn voordrachten voor Engelse leerkrachten, waarin hij beschrijft hoe het groeperen van kinderen op temperament verrassend opvoedend kan werken:
Voorbeeld: de cholerische kinderen in één hoek van de klas Steiner stelde voor om kinderen met een cholerisch temperament — vurig, impulsief, wilskrachtig — bij elkaar te zetten in één hoek van de klas. Op het eerste gezicht lijkt dat vragen om chaos, maar het tegendeel gebeurde. “Deze ‘wilden’ voeden nu zichzelf op tot enige bezonnenheid,” zei Steiner. “Want iedere vechtjas weet dat zijn buurman, die hij een stomp verkoopt, hem onmiddellijk een stomp terug zal geven.” Door deze spiegeling leren de kinderen hun eigen gedrag herkennen en reguleren. Ze worden zich bewust van hun kracht, maar ook van de gevolgen ervan.
Een ander voorbeeld betreft flegmatische kinderen. Als zij samen in een groepje zitten, ontstaat er een soort loomheid. Maar juist die traagheid wordt op den duur voor henzelf vervelend. Ze beginnen elkaar aan te sporen, uit hun comfortzone te halen. Zo ontstaat innerlijke beweging vanuit de groep zelf, niet door externe druk.
Steiner benadrukte dat de leerkracht zelf ook temperamentvol is — en dat het belangrijk is om bewust te worden van het eigen temperament. Een cholerische leerkracht kan bijvoorbeeld te snel reageren op een melancholisch kind, terwijl een flegmatische leerkracht moeite kan hebben met het tempo van een sanguinisch kind. Door deze bewustwording ontstaat pedagogische kunst: het vermogen om elke ziel op haar eigen toonhoogte te benaderen.
Rudolf Steiner benadrukte dat een opvoeder of leerkracht niet alleen het temperament van het kind moet leren kennen, maar ook zijn of haar eigen temperament bewust moet doorgronden. Want pas als je jezelf kent, kun je de ander werkelijk begeleiden.
4. Zelfkennis als pedagogisch fundament
Steiner zei dat een opvoeder in staat moet zijn om innerlijk te bewegen tussen de temperamenten. Dat betekent niet dat je je eigen aard moet onderdrukken, maar dat je leert om bewust andere temperamenten op te roepen wanneer de situatie daarom vraagt.
Een cholerische leerkracht (vurig, doelgericht) moet leren luisteren, geduld oefenen en niet te snel reageren — vooral bij melancholische of flegmatische kinderen.
Een flegmatische leerkracht (gelijkmatig, rustig) mag leren om meer initiatief te nemen en levendigheid te brengen bij sanguinische kinderen.
Een melancholische leerkracht (ernstig, gevoelig) kan oefenen in lichtheid en humor, om het contact met luchtige kinderen niet te verliezen.
Een sanguinische leerkracht (beweeglijk, sociaal) mag leren om dieper door te dringen en niet te blijven hangen in oppervlakkige afwisseling.
Steiner zei hierover:
“Voor een opvoeder is het zeer belangrijk om door eigen besluit sanguinisch te kunnen worden.”
5. Pedagogische kunst: innerlijke beweeglijkheid
In zijn voordrachten voor leerkrachten moedigde Steiner aan om het eigen temperament niet als norm op te leggen aan de klas. Integendeel: de ware pedagogische kunst ligt in het meebewegen met het kind, zonder jezelf te verliezen. Dat vraagt oefening, zelfreflectie en soms ook humor over je eigen neigingen.
Hij gaf zelfs aan dat het goed is als een leerkracht bewust een ander temperament leert oproepen dan het eigen dominante. Zo ontstaat er ruimte voor ware ontmoeting — en voor groei aan beide kanten.
De temperamentenleer binnen de antroposofie biedt geen rigide typologie, maar een levende menskunde die uitnodigt tot begrip, ontwikkeling en medemenselijkheid. Ieder temperament draagt een wijsheid in zich — een roep van het innerlijk om in de juiste bedding tot bloei te komen. Of zoals Steiner zelf zei:
“De ziel spreekt in het temperament. Wie leert luisteren, leert begeleiden.”
In een wereld waarin prestaties, toetsen en meetbare resultaten vaak de toon zetten, biedt het Steineronderwijs een ander uitgangspunt: de mens als geheel. Waar het gewone onderwijs zich doorgaans richt op het overdragen van kennis en het voorbereiden op examens of de arbeidsmarkt, vertrekt het Steineronderwijs vanuit een diepere vraag: Wat heeft dit kind op dit moment nodig om mens te worden?
* Regulier onderwijs: kennis als doel
° Cognitieve ontwikkeling en leerresultaten
° Uniforme leerplannen en eindtermen
° Efficiëntie, toetsing en voorbereiding op de arbeidsmarkt
° Kennisoverdracht als centrale pijler
Hoewel er zeker aandacht is voor zorg en differentiatie, blijft het accent meestal liggen op wat het kind moet kennen en kunnen.
* Steineronderwijs: ziet het kind als een wordend wezen, met een eigen ritme, innerlijke beleving en ontwikkelingsweg. De kracht van het Steineronderwijs ligt in:
° Ontwikkelingsgericht leren: de leerstof sluit aan bij de leeftijdsfase van het kind (bijv. sprookjes in de kleuterleeftijd, mythologie rond 10 jaar, biografie in de puberteit).
° Kunstzinnige en ervaringsgerichte aanpak: tekenen, schilderen, muziek, toneel en handvaardigheid zijn volwaardige leerlijnen.
° Aandacht voor ziel en geest: niet alleen het hoofd, maar ook hart en handen worden aangesproken.
° Relatiepedagogie: de leerkracht begeleidt de klas vaak meerdere jaren, waardoor een diepe vertrouwensband ontstaat.
° Vrijheid in verbondenheid: het doel is niet gehoorzaamheid, maar innerlijke oriëntatie en moreel kompas.
Waar het gewone onderwijs vaak vraagt: Wat moet dit kind leren?, vraagt het Steineronderwijs: Wie is dit kind — en wat wil er in hem of haar tot bloei komen?
Het is geen beter of slechter, maar een ander vertrekpunt. Een onderwijs dat niet alleen kennis overdraagt, maar ook zielskwaliteiten wekt. Dat niet alleen voorbereidt op een beroep, maar op het leven zelf.
Of zoals Steiner het zelf zei:
“Opvoeding is zelfopvoeding. En de opvoeder is in wezen de begeleider van dit proces.”
6. Tot slot een prachtige anekdote ( 1 van de vele) uit het leven van Steiner:
Tijdens de beginjaren van de eerste Waldorfschool in Stuttgart liep Steiner op een ochtend langs de banken van een eerste klas. Hij keek over de schouders van de kinderen terwijl ze hun eerste schrijfbewegingen oefenden. Eén jongen zat wat schuin, zijn tong tussen de lippen, en zijn lijnen kronkelden als een rivier in de lente.
Een andere leerkracht fluisterde: “Hij schrijft zo slordig, Herr Doktor. Misschien moet hij het opnieuw doen.”
Steiner boog zich naar het kind, keek even zwijgend naar het blad, en zei toen zacht: “Je hand zoekt nog naar de juiste weg, maar ik zie dat je hart al weet waar het naartoe wil.”
Hij glimlachte, legde zijn hand even op de schouder van de jongen, en liep verder. De jongen keek op, rechtte zijn rug, en begon opnieuw — met een nieuwe rust in zijn beweging.
Deze kleine scène toont hoe Steiner niet corrigeerde vanuit oordeel, maar aanmoedigde vanuit vertrouwen. Hij zag niet alleen het schrift, maar het kind daarachter. En dat is misschien wel de kern van zijn leraarschap: zien met het hart, spreken tot de ziel.
