Het verhaal van terugblik- ontvangen- zegeningen-dankbaarheid
Mijmerend onder een groene zachte fleecen dekentje zat een van middelbare leeftijd jong van geest, bedachtzame vrouw, wiens kinderen al lang de deur uit waren. Een partner had ze niet, na enkele op de klip gelopen relaties, bleef ze voorlopig liever op zichzelf. Te lang, had ze in haar eigen schaduw geleefd. Tot inzicht gekomen dat het duister haar iets wilde laten zien, niet het duister buiten zichzelf maar waar ze in zichzelf al te lang een sluier overheen had gelegd.
Ze leerde de taal van stilte, van wachten, van niet weten. Best een uitdaging voor iemand die gewend was om te willen weten en te begrijpen. Het leven bracht haar tot het ontdekken met een gesloten hart, om zichzelf te beschermen, niet in staat te zijn om te ontvangen, maar ook niet om te geven vanuit ‘onvoorwaardelijkheid.’ Zodra er iemand was om haar iets te geven, gaf ze iets anders in de plaats terug. Of dat nu een compliment was of iets anders.
‘ Is de mens daar werkelijk toe in staat’, had ze al vaker in vraag gesteld, met enkelen die zichzelf als het toonbeeld van onvoorwaardelijkheid neerzetten. In gedrag merkte ze scherp de tegenstrijdigheid op van dat ‘heilige’ woord. Ook bij zichzelf. Om die reden schroomde ze om woorden als onvoorwaardelijkheid en zuiverheid op zichzelf te betrekken.
Meestal, zoals ze dat bij veel mensen in haar omgeving ervaarde, hing daar toch iets aan vast. Bij haar was dat een verlangen naar erkenning, als wie ze was en niet het beeld dat, zoals ze dat beleefde in contacten met anderen, op haar als een projectie werd neergezet.
Hoe vaak gebeurt het niet dat we ons iemand herinneren uit het verleden, en die persoon nog steeds als EN in die herinnering zien, dat beeld vast te houden. Iemand vastzetten in dat beeld, die persoon niet echt willen of kunnen zien zoals die persoon hier en nu is. En waarom dit dan zo goed uitkomt dat beeld te willen vasthouden?
Door daar dieper over na te denken, schrok ze van zichzelf, want ook zij zag dat ze zich liet misleiden en vastzetten door projecties en beelden, uit een zelfs ver verleden. Daardoor kon ze haar medemensen evenmin zien, echt zien, zoals ze werkelijk waren. ‘Jeetje,’ zuchtte ze, ‘ wat ik verlang van anderen…’. Wat is dat toch makkelijk om alles in woorden te schrijven, maar als het erop aankomt…. ‘Werk te doen’, sprak ze gedecideerd en met volle moed.
Die gedachten, die kwamen met toenemende regelmaat aan haar voorbij- er bleef vanbinnen iets gloeien, een klein warm vlammetje. Net genoeg om te overleven. Elke keer als ze dacht ‘Nu is het genoeg’, porde dat innerlijke vlammetje ‘er is nog iets wat je mag ontvangen.’
Geen idee wat dat kon zijn, hoe hard ze daar ook over nadacht. Had ze niet alles geprobeerd dan? Met het Universum gewerkt, cursussen gevolgd, meditaties gedaan, in therapie geweest om haar verleden te verwerken, boeken verslonden? Wat was het dan wat ze maar niet kon vinden?
‘Misschien moet ik het maar allemaal op z’n beloop laten, ik zit hier nu goed en warm en veilig onder mijn zachte groene dekentje en dat pakt niemand me af’, sprak ze troostend tot zichzelf. Wat ze voelde, was toch een sluimerend gevoel van boosheid, van pijn en ook wel enige jaloezie. Niet de jaloezie van anderen iets te misgunnen. Of de jaloezie om de talenten van anderen. Het ging over iets anders. Anderen deden het precies allemaal perfect. De perfecte vrouw, perfecte moeder, perfecte collega, perfecte vriendin….ze wist inmiddels dat dit met haar verleden vanuit haar familiesysteem had te maken. Voor zover had ze systemisch heel diepe lagen omgewerkt, maar toch kwamen in deze tijd nog restverwerkingen aan de oppervlakte.
‘Ach, ‘ herinnerde ze zich, ‘ had ik niet ergens gelezen in een of ander boek van een bekende spirituele schrijver, ‘Niets is wat het lijkt’?
Inmiddels waren haar speelse senior kater Boris en Bram, haar wat rustigere Golden retriever , die het wonderbaarlijk heel goed met elkaar konden vinden, dicht bij haar komen zitten, alsof ze haar al die tijd in de gaten hadden gehouden. ‘Wat voel ik me dankbaar en gezegend, sprak ze met diepe liefde afwisselend over hun kopje.
Op een dag, toen de lucht zacht begon te kleuren en de sterren nog net zichtbaar waren, ging ze op stap naar het nabijgelegen bos, een plek waar ze vaker mediteerde of gewoon aanleunde tegen de sterke stam van een boom. Intuïtief zocht ze steeds een boom die haar op de een of de andere manier ‘wenkte’, zo sterk verbonden voelde ze zich met de natuur en -wezens , dat ze daar een natuurlijke weg in had gevonden.
Ze sloot haar ogen, en voelde hoe het vlammetje zich uitbreidde tot een stroom.
Een stroom van licht. Van zachtheid. Van herinneringen, vele herinneringen flitsten voorbij, als wolken die met de wind meedreven. Haar verleden dreef in beelden heel levendig voorbij. De mensen die kwamen en gingen, de keuzes die ze had gemaakt. Er ging heel wat door haar heen. Restgevoelens en restverdriet werden op een heel diepe manier losgeweekt, schoongespoeld door haar tranen. Tranen wekten bij dat diepe gevoel dankbaarheid op.
Nu begreep ze wat het betekende haar zegeningen met een dankbaar gevoel, al zag ze dit in het verleden als een kwelling, aan te kijken. Dat gevoel van gewaarworden drong door in haar hele wezen. Een subtiel zacht trillen ontstond in haar gewaar worden , alsof er kleine stroompjes door haar lichaam op en neer, van kop tot teen, tot onder haar voetzolen bewogen.
In haar denken werden nieuwe impulsen tot leven gewekt, aangewakkerd. ‘Wat kunnen gedachten zo vertroebeld zijn, door donkere en onzuivere gedachten, terwijl we ervan overtuigd zijn dat we zuiver denken en spreken ‘, kwam ze tot in-zicht. Vanwaar die impulsen opgewekt werden, daar had ze nog geen idee van en misschien was dit op dit moment niet eens van belang. Dat zou ze wel gaan onderzoeken en uitzoeken, maar ze wist dat er een heel andere weg voor haar openlag.
Dankbaar voor elke schaduw die haar leerde waar het licht woont. Dankbaar voor elke storm die haar wortels dieper liet groeien. Dankbaar voor elke stilte die haar oren leerde luisteren.
Ze glimlachte. Niet omdat alles opgelost was, maar omdat ze begreep: het duister was geen vijand geweest. Het was een leermeester.
En nu, in deze vierde Yule-nacht, liet ze het achter zich. Niet met wrok, maar met eerbied.
Ze opende haar handen, en voelde hoe het licht zich in haar nestelde — maar als een zegen en fluisterde: ‘Ik ben klaar om te ontvangen. Ik ben dankbaar voor wat was. Ik ben gezegend door wat komt‘
En terwijl de sterren langzaam vervaagden in het ochtendlicht, wist ze: het vlammetje in haar was nu een zon geworden. Ze had nog een weg te gaan, een weg van moed, een weg waar nog zoveel te ontdekken was.
Reflectievragen – 4de Yule-nacht
Ontvangen – Dankbaarheid – Zegeningen
💛 Over ontvangen
- Wat mag ik vandaag ontvangen zonder schuldgevoel of terughoudendheid?
- Waar in mijn leven stroomt iets naar mij toe dat ik nog niet helemaal durf te aanvaarden?
- Hoe voelt het om gewoon te ontvangen, zonder iets te hoeven doen?
🌟 Over dankbaarheid
- Welke ervaringen uit het verleden brengen mij nu een gevoel van dankbaarheid, zelfs als ze toen moeilijk waren?
- Wat in mij is gegroeid dankzij het duister?
- Welke mensen, plekken of momenten wil ik vandaag in stilte bedanken?
🕊️ Over zegeningen
- Welke zegeningen zijn er vandaag in mijn leven, zichtbaar of onzichtbaar?
- Hoe kan ik mezelf toestaan om gezegend te zijn, zonder bescheidenheid te verbergen?
- Wat wil ik als zegen doorgeven aan anderen?
🌌 Over loslaten
- Wat mag ik nu achter mij laten, met eerbied en zachtheid?
- Welk oud verhaal mag ik herschrijven in het licht van wie ik nu ben?
- Wat gebeurt er in mij als ik het duister niet meer als vijand zie, maar als leermeester?
🌿 Meditatie – De Lichtstroom van Dankbaarheid
Ga rustig zitten. Voel de grond onder je. Adem langzaam in… en uit.
Sluit je ogen. Stel je voor dat je hart een open kom is. Niet leeg, maar ontvankelijk. Zacht. Ruim. Stil.
Vanuit de hemel daalt een gouden stroom neer. Warm. Helder. Liefdevol. Ze stroomt langzaam in je hart, alsof ze precies weet waar ze moet zijn.
Je ademt in. Je ontvangt.
Vanuit de aarde stijgt een tweede stroom op. Diep. Dragend. Troostend. Ze vult je buik, je benen, je voeten. Ze zegt: “Je bent gedragen.”
Je ademt uit. Je laat los.
In deze stroom voel je dankbaarheid. Voor alles wat je hebt doorleefd. Voor alles wat je hebt geleerd. Voor alles wat je nu mag zijn.
Je fluistert in stilte: ‘Dank je. Voor het duister. Voor het licht. Voor de weg.‘
Laat de stroom nog even blijven. Laat haar je vullen. Laat haar je zegenen.
En wanneer je klaar bent, open je je ogen. Neem de plek waar je zit rustig op en geniet nog even na. Glimlach.