
Steiner benadrukte dat in het dagelijkse sociale leven de mens zich vaak sociaal of beleefd gedraagt – en dat dit op zichzelf ook een noodzakelijke vaardigheid is om samen te kunnen leven.
Maar in de spirituele wereld (het gebied waar onze gedachten, gevoelens en wilskrachten hun ware aard tonen) is niet het uiterlijke masker zichtbaar, maar het innerlijk motief en de werkelijke stemming.
Een vriendelijke glimlach met een verborgen gedachte van afkeer of haat wordt daar niet als vriendelijk ervaren, maar juist in zijn ware polariteit. Onze innerlijke gevoelens en gedachten zijn niet verborgen omdat ze doorwerken als krachten in de geestelijke wereld.
Bijvoorbeeld: wanneer iemand uiterlijk zacht spreekt maar innerlijk boos is, wordt in de geestelijke wereld de boosheid zichtbaar als kracht, vaak als iets disharmonisch of donker.
Vriendelijkheid die ook innerlijk oprecht is, schept daarentegen een lichtende, harmoniserende sfeer die ook wezens (zoals engelen, elementaire wezens, gestorvenen) ervaren. Bij Steiner zie je dus het onderscheid: in de fysieke wereld werken onze sociale maskers en vormen, maar in de spirituele wereld zijn het onze innerlijke realiteiten – sympathie, antipathie, liefde of haat – die als objectief waarneembare krachten aanwezig zijn. Dat maakt de oefening van innerlijke waarachtigheid en liefde zo wezenlijk in de geesteswetenschap.
Rudolf Steiner beschouwde sympathie en antipathie als twee fundamentele krachten die het zielenleven doordringen. Ze bepalen hoe wij waarnemen, voelen en handelen. Vaak blijven deze krachten voor ons verborgen, omdat we geneigd zijn vooral naar ons uiterlijke gedrag te kijken. Toch zijn het juist deze innerlijke stromen die in de geestelijke wereld zichtbaar worden en die in ons karma doorwerken.
Antipathie is de kracht van afgrenzing. Zij maakt het mogelijk dat wij onszelf ervaren als zelfstandige wezens, dat we onderscheiden en kritisch kunnen zijn. Zonder antipathie zouden we ons verliezen in de wereld en geen eigen ik-gevoel hebben.
Sympathie is de kracht van verbinding. Zij opent ons naar anderen en de wereld, maakt empathie mogelijk en wekt liefdevolle deelname. Zonder sympathie zouden we geïsoleerd raken en afgesneden van het leven om ons heen.
Beide zijn dus onmisbaar. Het probleem ontstaat wanneer een van beide overheerst: teveel antipathie leidt tot kilte en haat, teveel sympathie tot blind versmelten of verlies van zelf.
Steiner benadrukt dat wij in het gewone leven onbewust heen en weer geslingerd worden tussen aantrekking en afstoting. De weg tot integratie begint met bewustwording. Wie innerlijk kan opmerken: hier komt mijn afkeer op, of hier voel ik aantrekking, schept een afstand tot de onmiddellijke reactie.
Door deze bewustwording wordt de ziel vrijer. We hoeven niet meer automatisch onze antipathie te volgen, en ook niet blind op sympathie in te gaan.
Wanneer sympathie en antipathie door het Ik in evenwicht worden gebracht, ontstaat een derde kwaliteit: liefdevolle objectiviteit.
Antipathie wordt dan niet tot haat, maar tot helder onderscheidingsvermogen en gezonde grenzen. Sympathie wordt niet tot onkritische versmelting, maar tot bewuste liefde en interesse voor het wezen van de ander.
In dit midden ontstaat ware liefde: niet slechts een gevoel, maar een vrije daad van de ziel die zichzelf kent en toch de ander tegemoet treedt.
Om dit evenwicht te oefenen gaf Steiner concrete wegen door onbevooroordeeld waarnemen, via de natuur, kunst of mensen zonder onmiddellijk een oordeel te vellen, zodat automatische sympathieën en antipathieën getemperd worden.
Mediteren op morele kwaliteiten zoals geduld, moed, gelijkmoedigheid, om de ziel in innerlijke balans te brengen. Zelfkennis en karmisch inzicht laten ons inzien dat veel van onze gevoelens voorkomen uit vroegere oorzaken. We kunnen vrijer worden als wij de herkomst ervan erkennen.
Voor Steiner is de integratie van sympathie en antipathie geen theoretische aangelegenheid, maar een wezenlijk deel van de geestelijke ontwikkeling van de mens. In de geestelijke wereld verschijnen deze krachten in hun zuivere vorm; in het aardse leven kunnen wij leren ze te doordringen met bewustzijn. Zo wordt de mens steeds meer een vrij en liefdevol wezen: stevig geworteld in zichzelf, en tegelijk open naar de wereld en de ander.
Liefs Mieke