Vanaf het moment dat we ademhalen, ons lichaam weet wanneer het moet ademen en ons hart weet wanneer het moet kloppen, leert niemand ons de simpele wijsheid van het leven.
We leven, net zoals een miljoen anderen hebben geleefd, door de herfst en de gestage opkomst van seizoenen. Dezelfde maan wast en neemt af; dezelfde zon komt op en gaat onder en dezelfde sterrenbeelden werpen hun uitgestrekte netten door de nacht.
Over elk land en elke keer, over elke vonk van het leven.
Er is een centrum, een universeel ritme voor de dingen.
Pas als we dit idee loslaten dat we anders of apart zijn, dat we speciaal zijn of er niet bij horen, kunnen we ons ons heilige geboorterecht in de Grote Cyclus herinneren en terugvorderen.
Dat we ons kunnen overgeven aan het mysterie van hoe diezelfde, wijze ritmes ons transformeren – in zowel de innerlijke als de uiterlijke wereld.
We kunnen naar de lucht staren en weten dat we leven. We kunnen in een aanzwellende oceaan zwemmen en weten dat de golven elke kust en in elk tijdperk hebben gekust.
We kunnen onze eigen ziel vinden in de vluchtige blik van een vreemde, of in de ogen van een medeschepsel; hoor de ziel in het struikgewas van bladeren in het bos, of verbind je met het nieuwe en vertrouwende wezen van een kind, met de hand veilig in de onze.
Elke transformerende zonsondergang ,elk veranderend seizoen herinnert ons eraan dat met en zonder ons – alles allemaal zal doorgaan. Het kostbare moment is NU. Elke vreugde en moeite is vluchtig.
Er is een vrijheid om onze vluchtige plaats in dit alles te eren. En ook een nuchtere verantwoordelijkheid, die de inheemse volkeren altijd hebben begrepen dat alles in het leven nauw met elkaar verbonden is.
En tegelijkertijd, als we dat centrum vinden, kunnen we het onze ervaren. Dat we heel zijn in en van onszelf, dat onze ogen en adem en ziel de liedjes zijn van een hele planeet. Er gaat niets verloren.
En daar, in de verbinding met onze eigen hartslag, kunnen we een stap vinden die overeenkomt met de hartslag van de wereld. In die stap vinden we de zachte, belichaamde kracht van onze eigen betekenis. Dit is de kracht van het vrouwelijke. Waar licht en donker, verdriet en vreugde, leven en dood zijn vervat in de aloude omhelzing van de Moeder, waar haar kinderen zouden kunnen opgroeien.
Elke stem zegt ons dat we moeten vergeten dat we erbij horen – hier, en bij elkaar, jij en ik. In plaats daarvan benoemen we verschillen, eisen we perfectie, worden we verblind door alles wat scheidt en verdeelt.
Er wordt ons verteld dat we moeten vechten en overwinnen om onze plaats te verdienen in een wereld die we al Thuis noemen. We plaatsen titels achter onze naam om gehoord en gerespecteerd te worden. We zouden smetteloos moeten zijn, onaangeroerd door het leven, perfect om bemind en ‘gezien’ te worden. Het enige dat nodig is om de aandacht van een ander te trekken om het deel van ons te zien dat hier is, lerend, worstelend te ‘Zijn’. Dat is eeuwig.
Allemaal onderdeel van een groots Levensweb in een unieke wereld, in een universum dat zelf een wonder is.
Het is de ziel die zich de perfecte eenheid van ons leven hier samen herinnert. Liefde die afstand overbrugt en de kloof geneest, in onszelf en met elkaar; nederigheid die ons er elke dag aan herinnert dat we deelnemen aan een kort moment genaamd Leven.
We hebben hele beschavingen opgebouwd om dit verlies, deze ontkoppeling te compenseren, maar als we stil zijn, zullen we het nog steeds horen. Want elke dag communiceren ons hart en onze ziel met dit Grote Mysterie. Want zij zijn de impuls van het leven zelf.
tekening © Mieke